Serie over de ontwikkeling van vensters in Nederland
Deel I : Het kruiskozijn
Voor het blad ‘Sinds jaar en dag – in Aarlanderveen’ schreef Marco Bruijnes een artikel over de ontwikkeling van vensters in Nederland aan de hand van voorbeelden in Aarlanderveen (met een uitstapje naar Nieuwkoop).De komende tijd zullen wij delen van dit artikel uitlichten, en we trappen vandaag af met het kruiskozijn.
Na het open venster was dit, in de late middeleeuwen, de volgende stap in de ontwikkeling van vensters. Het kruiskozijn dankt zijn naam aan de indeling in vier vakken, door een tussendorpel en -stijl die samen een kruis vormen. In grafelijke kastelen of rijke stadswoningen waren deze van natuursteen, op het platteland veelal van hout – vervolgens geschilderd in de kleur van een natuurstenen kozijn. De bovenste ramen werden voorzien van glas-in-lood. De onderramen eerst nog alleen van luiken, eventueel met diefijzers, en later ook van glas-in-lood.
Noordeinde 22, aangewezen als oudste woonhuis van Aarlanderveen, heeft in de voorgevel op de verdieping een kozijn dat nog doet denken aan een middeleeuws kruiskozijn – hoewel de middenstijl niet doorloopt in het bovenste vak. Het kozijn is geheel voorzien van beglazing in de ramen met houten roeden. Leuk dat de onderramen van het venster op de verdieping nog luiken hebben, die in de daarvoor bestemde luiksponingen vallen. De Bentheimer vale zandkleur is inmiddels vervangen door knalgeel! Kruiskozijnen in de oorspronkelijke vorm zijn nog te vinden in bijvoorbeeld het Reghthuys in Nieuwkoop.
Volgende week in deel II, het venster dat omstreeks 1685 na het kruiskozijn zijn intrede deed in de ontwikkeling van de architectuur.